SukhDhaam, een Huis van Geluk

Een veilige plek om te leven is belangrijk, zeker voor kinderen. Kinderhuis SukhDhaam biedt zo’n plek aan kwetsbare kinderen.

Het kinderhuis SukhDhaam (Huis van Geluk) van de Broedergemeente in Suriname, ligt in het plaatsje Alkmaar op een prachtige plek aan de Commewijne rivier.

Communicatie met de stad en de aanvoer van levensmiddelen en materiaal geschiedt meestal per boot. Maar de aanlegsteiger raakte sterk verwaarloosd. Door gebrek aan geld waren er andere prioriteiten. Daarom heeft de stichting VNS in 2016 een nieuwe steger laten bouwen. Dat was hard nodig. Zo zag de oude steiger eruit:

Toen SukhDhaam in 1916 werd gesticht, bood het vooral onderdak aan kinderen van plantagewerkers die in schrijnende omstandigheden leefden. Nu zijn het kinderen uit sociaalzwakke gezinnen die er liefdevol worden opgevangen, zo’n 70 kinderen tussen de 4 en 16 jaar. Hun ouders (vaak een alleenstaande moeder) zijn zelf niet in staat hen te verzorgen, bijvoorbeeld vanwege drugsgebruik en/of alcoholverslaving.

De leiding is in handen van Adolf en SabitrieSalamat, die beiden zelf in SukhDhaam zijn opgegroeid en er later als groepsleider gingen werken.

De kinderen gaan overdag naar school. Na schooltijd helpen ze in de moestuin, bij de kippen, of in het huishouden. Op zaterdagmorgen werkt iedereen mee om het huis en het terrein schoon te maken. Daarna is er tijd voor sport en spel.

Kleine reparaties aan de gebouwen doet Adolf Salamat zelf. De oudere jongens helpen in de houtwerkplaats met het maken van kozijnen, shutters (voor de ramen) en kasten. Die kasten worden ook verkocht om inkomsten voor het kinderhuis te krijgen.

Het ZZG heeft dit kinderhuis jarenlang gesteund, want de exploitatielasten kon SukhDhaam meestal niet volledig dekken. Korte tijd (2013/2014) heeft de Surinaamse overheid gezorgd voor subsidie, maar door de financiële crisis bij diezelfde overheid werd dat net zo plotseling weer ingetrokken, met terugwerkende kracht. Nu moet de kerk in Suriname de kosten weer dragen.

Giften voor SukhDhaam blijven bij het ZZG van harte welkom en worden door ons gereserveerd voor acute noodsituaties in het kinderhuis, en voor groot onderhoud. 

SukhDhaam bestaat al heel lang. Uit de eerste jaren dateert het bijzondere verhaal over Sukhu, van Peter Martin Legêne

“Lief en leed met onze kleinen: schetsen uit het leven in het kinderhuis te Alkmaar in Suriname. P.M. Legêne. IJmuiden: Van Dorp, 1922”

Het is volgend jaar precies honderd jaar geleden dat in Zeist dit kleine papieren boekje verscheen. Het is geschreven door Peter Martin Legêne (1885-1954). Aanvankelijk was hij boekdrukker en journalist maar, na een opleiding aan de zendingsschool van de Evangelische Broedergemeente (EBG) in Niesky, werd hij missionaris in Suriname. Maar voordat hij zich daar kon vestigen verbleef hij eerst in India om zich het Hindi en Urdu eigen te maken. Vervolgens trok hij naar Amsterdam om Nederlands te leren spreken. Tussen 1914 en 1930 werkte hij als zendeling onder Hindoestanen op Alkmaar. Vanaf 1935 was hij zelfs voorzitter van het Zeister Zendingsgenootschap dat de verantwoordelijkheid voor de Surinamezending van het EBG-bestuur in Herrnhut had gekregen.

Plantage Alkmaar aan de Commewijne

In 1916 had Legêne op Alkmaar, gelegen aan de Commewijnerivier, een kindertehuis opgericht. In dit tehuis, SukhDhaam (Huis van Geluk), werd onderdak en onderwijs geboden aan kinderen van ‘Brits-Indische’ kontraktarbeiders die op de plantage werkten. De arbeiders leefden onder erbarmelijke omstandigheden en er heerste grote armoede. In dit boekje, dat voor het eerst in 1918 verscheen, vertelt Legêne ons verhalen die hij als zendeling op Alkmaar had meegemaakt. Zo beschreef Legêne dat vanwege de Spaanse griep, een wereldwijde pandemie, er bijna elke dag een weeskind werd binnengebracht. Soomaria, een meisje van 9 jaar oud, had slechts één oog en ze was mager en zag er ellendig uit. Nadat haar ouders beiden aan de griep bezweken waren bleef zij met haar zusje Dhilwa alleen achter. Maar haar zusje werd de volgende dag door een man meegenomen en zij werd bij het tehuis afgeleverd. Soomaria huilde de hele dag en wilde, zolang zij niet verenigd was met haar zusje, niet eten of drinken. Legêne schreef brieven aan de Generaal-agent van de Immigratie, wendde zich tot de voogdijraad en zocht overal naar Dhilwa. Uiteindelijk werd ze na elf dagen gevonden maar niemand wist wat er met haar was gebeurd en waar ze was geweest. ‘Er zijn helaas mannen genoeg’, zo schrijft Legêne, die gaarne een mooi menschenkind met twee oogen hebben willen’. Zo’n meisje kan met gemak verkocht worden. Een meisje met slechts één oog wil niemand hebben. De meisjes werden herenigd en vielen elkaar huilend in de armen.

De kinderen uit het kinderhuis met hun verzorgers

Het boekje bevat een aantal prachtige zwart-wit foto’s die bij het grote publiek vrijwel onbekend zijn. Zo vinden we er een aantal foto’s van de kinderen in het tehuis en hun verzorgsters. Maar de mooiste foto is natuurlijk die van Sukhu. Paramaribo werd een tijdlang geplaagd door een zeer geraffineerde zakkenroller. In de stad leefde ook een ‘Brits-Indische’ jongen van een jaar of twaalf oud. Hij was vriendelijk en behulpzaam maar toch werd juist hij op een dag door de politie ontmaskerd als de gezochtezakkenroller. Hij werd gestraft maariedere keer als hij weer op vrije voeten kwam begon het stelen opnieuw. Uiteindelijk werd hij door de politie naar het kindertehuis op Alkmaar gebracht. Daar ging het de eerste tijd uitstekend maar na verloop van tijd werden en steeds spullen gestolen. Sukhu werd op heterdaad betrapt en na een stevig gesprek met Legêne beloofde hij beterschap. Toch gebeurde het telkens weer opnieuw. Legêne stelde hem voor de keuze op te houden met stelen of hij zou anders op straat moeten leven. Nogmaals drukte Legêne hem op het hart dat hij alles zou kunnen krijgen wat hij nodig had, als hij maar niet zou stelen.

Sukhu

‘Kan ik ook tabak krijgen?’, vroeg Sukhu. Nu kwam de aap uit de mouw. Als kleine jongen was hij al, net als zoveel andere Hindoestaanse kinderen, begonnen met roken. Hij was verslaafd aan nicotine; hij moest roken en daarom had hij geld nodig. Iedere week kreeg hij van Legêne een pakje tabak en hij stal nooit meer. Sukhu was inmiddels 17 jaar en was geliefd door iedereen. Hij hielp nu mee in het tehuis en rookte zelfs heel weinig. Hij vond het zonde van het geld en spaarde nu.

Dergelijke persoonlijke verhalen van lief en leed vinden we bijna nooit terug in de archieven. Hindoestaanse contractarbeiders waren doorgaans ongeletterd en schreven dus niets op. Dat maakt ooggetuigenverslagen, zoals deze van Legêne, des te belangrijker.

Het kwetsbare papieren boekje is slechts in een handjevol bibliotheken te vinden. De BukuBibliothecaSurinamica collectie beschikt sinds kort ook over een exemplaar. Vorige week opgepikt op een boekenmarkt in Amsterdam voor slechts € 50, –

SukhDhaam, anno 2021